en nl

Gedichten

Te Weten 

Te weten dat er iemand leeft,

die van je houd en om je geeft

die zorgt met alles wat ze heeft, 

voelt zonder haar als een gemis. 

Met deze gunst binnen bereik

voel ’k mij een koning in zijn rijk. 

De wekker 

Geef mij maar een andere wekker
Zei ze, weldra ga ik weer op reis
Naar het land waarvan ik houd.

Onverwachts begon haar reis
Naar het niets of naar een wereld
Waar geen aardse wekker komt
Maar een andere Wekker is.

Lente 

Met het groenen van de velden
Maakt de lente van ons dorp
Een bloemenweide vol van kleur
Tonenrijk gezang van vogels
Omlijst dit rijzen van het licht
Tot één voorjaarsoperette
Van het weer ontwaakte leven.

Uit het niets 

Uit het niets
Zag hij haar komen
En zij huisde
In zijn hart.

En hun harten 
Smolten samen
Tot een liefde 
Voor het leven.

Maar dit leven
Van geluk en
Toekomstdromen
Was snel gevlogen. 

En nu vliegen 
In zijn dromen
Zijn gedachten
Naar haar zijn.

Naar haar zijn
En bij haar komen 
In het niets weer 
Naast haar gaan.

Eens en rustend
Bij haar komen 
Uit gedachten
Naast haar staan.

In gedachten
Zag hij haar komen
In het niets
Zag hij haar gaan.

Pakjes tijd 

Dagen zijn als
Pakjes tijd
Voor het leven
Gekregen toen
Het leven begon.

Ieder pakje
Is weer anders
En uitgepakt
Kleurt het ons
Dag’lijks leven
Met zorg of zon.

Dagen zijn als
Pakjes tijd
Die het leven
Aan ons schonk.

Stroomdal 


Onmetelijk is de stilte hier,
slechts de vogels voegen toe
aan het ruisen van de stroom
als voedster van het madeland.

Hier aanwezig voel ik mij deel
van deze eenheid en rust.
Het stroomdal is onmetelijk stil.

Het leven 

Is het leven
Meer dan leven
Of is leven
Het leven zelf ?

Is een leven
Zonder richting
Echt een leven
Zonder doel ?

Is een leven
Met een richting
Beter dan een leven
Zonder doel ?

Of vraagt leven
Niet naar doel
En richting omdat
Het leven slechts leven is.

De oceaan 

Een onbesmet palet
Van vele tinten blauw
Behangen en bezet
Met vage flarden grauw.

Glad, vlak en rimpelloos
Ligt soms de oceaan
Om dan weer ordeloos
In branding op te gaan. 

Weg strand van okerzand
Door ’t onbeperkt geweld
Van wilde schuimenrand
Die onweerstaanbaar kwelt.

Dit weergaloze spel 
Dit tomeloos geweld
Van strand en oceaan
Heeft eeuwig voortbestaan.

Hoeveel jaren 

Hoeveel jaren
Zullen resten
Voor mijn bron
Is opgedroogd

Hoeveel jaren
Zullen resten
Voor mijn resten 
Zullen rusten

Hoeveel jaren
Zal ik rusten
Voor mijn leven
Is vergeten.

Mijn tijd 

Waar was ik 
Voor mijn tijd
Hoe kwam ik 
In mijn tijd
Hoe ga ik 
Uit mijn tijd
Waar blijf ik
Na mijn tijd.

Tijdeloos verleden 

Na tijdeloos verleden
Onwetend voortgebracht
Bepalen dag en nacht
Het ritme van het leven.

Bepalen dag en nacht
De krachten van de leden
Vaak eindigt ook een leven
Onwetend onverwacht.

Na tijdeloos verleden
Onwetend voortgebracht 
Vaak eindigt ook een leven
Onwetend onverwacht
Verijlen Licht en heden
In eindeloze nacht

Mijn vader 

Vroeger in mijn bed en wachtend
Tot hij langs kwam voor een zoen,
Sprak hij dag vent ga maar slapen
Laatste wat ik van hem hoorde
Was het sluiten van de deur.

Later in zijn bed en wachtend
Tot ik langs kwam voor een groet,
Fluisterde hij dag vent ik ga slapen
Laatste wat ik van hem hoorde
Daarna sloot ik zacht de deur.

Dementie 

Krimpend in geborgenheid
Tellen jaren het verleden
Tijd passeert in eenzaamheid
Aan het nog beperkte heden.

Ik 

Wie ben ik?
Waarom ben ik ik
En niet een ander
Waarom woon ik
In mijn eigen lichaam
Wie bepaalt mijn leefseconden
Als de wekker stopt
En ik geen ik meer ben
Wie was ik dan
Waar blijf ik dan
Of is er dan weer niets?